DE N-VA IS TEGEN CONFEDERALISME ! – LA N-VA S’OPPOSE AU CONFEDERALISME !

DE REGIONALISTEN WETEN NIET MEER VAN WELK HOUT PIJLEN MAKEN 

Op 5 januari 2019 kondigde de Belgische minister van mobiliteit, F. Bellot (MR), aan dat hij het idee van een interfederaal agentschap voor de mobiliteit op de agenda wou zetten. Dit heeft als doel de files een halt toe te roepen en de populariteit van het openbaar vervoer te vergroten. Een initiatief dat – gelet op de beperkingen opgelegd door het federalisme – op gezond verstand berust en zelfs enigszins “confederaal” van aard is aangezien de federale overheid in de huidige institutionele constellatie haar mening niet aan de deelstaten kan opleggen. Het is dan ook vreemd dat de flaminganten dit voorstel afkeuren. 

Zowel de ‘Vlaamse’ minister van mobiliteit, Ben Weyts (N-VA) als zijn Brusselse tegenhanger, Pascal Smet (sp.a), hebben dit plan immers bekritiseerd.

Smet beweert dat door dit voorstel de ‘federale’ staat de gewesten zou opleggen wat ze moeten doen, wat een terugkeer naar het zogenaamde ‘Belgique de papa’ zou betekenen, een denigrerende term die regionalisten gebruiken om zich tegen elke herfederalisering te verzetten, zelfs ten koste van de efficiëntie. En het gaat hier niets eens om een herfederalisering, maar om een betere samenwerking tussen gelijken ! Overigens waren er in het door Smet zo gehate unitaire België – dat natuurlijk in werkelijkheid uitstekend functioneerde – geen gewesten. Hoe kon de centrale staat hen dan opleggen wat ze moesten doen?

Deze politicus zal uiteraard schrik hebben zijn mandaat te verliezen. Waarom heeft een stad trouwens, ook al gaat het om de Belgische hoofdstad, een eigen minister van mobiliteit nodig? Waarom mogen andere steden, zoals Antwerpen, Charleroi, Luik of Gent die niet hebben?

Het voorstel van minister Bellot om een interfederaal agentschap te creëeren is nochtans erg verstandig. In dat orgaan zouden het federale niveau en de gewesten op voet van gelijkheid vertegenwoordigd worden. Dat is tegelijkertijd het zwakke punt van het voorstel: de centrale staat heeft niet het laatste woord. In zo’n scenario zien we immers niet in hoe de federale staat haar wil aan de andere entiteiten kan opleggen, wat de grote vrees van de regionale machtsbastions lijkt te zijn. Hoe kan men zich als goede bestuurder eigenlijk verzetten tegen samenwerking om een prangend en groeiend probleem, zoals de files en het gebrek aan openbaar vervoer, aan te pakken ? Dat gaat in tegen alle gezond verstand.

Toch is de uitleg voor dat onverbiddelijk verzet eenvoudig: het taalnationalisme is compromisloos. Elke terugkeer naar vroeger, die in werkelijkheid een terugkeer is naar meer efficiëntie, wordt geblokkeerd door de wil van de nationalisten en regionalisten om hun verworvenheden te behouden,  zelfs als dit ten koste gaat van een beter bestuur van het land. Daar komt natuurlijk ook de wil van de opportunisten bij om hun lucratieve postjes te behouden.

De flamingantische ‘minister’ Weyts wenst bovendien dat de nationale regering haar procedures tegen het ‘’Vlaams’’ gewest inzake verkeersveiligheid stopzet. Nochtans zijn die procedures het logisch gevolg van het federalisme dat flaminganten en wallinganten zelf gewild hebben. We zien dus niet in hoe men die conflicten kan stopzetten in een federale, laat staan in een confederale context.

Het feit dat staten een verdrag sluiten over materies waarin ze willen samenwerken en daarbij op voet van gelijkheid staan, is typerend voor confederalisme. In die zin is een ‘’interfederaal’’ agentschap in zekere zin “confederaal”. Weyts en de N-VA zijn dus alleen in confederalisme geïnteresseerd om samenwerking binnen België te blokkeren. Dat is uiteraard geen verrassing. De N-VA is en blijft immers een separatistische partij zoals artikel 1 van haar statuten aangeeft.

Wat Bellot voorstelt is een absoluut minimum. De B.U.B. wenst een onmiddellijke herfederalisering van mobiliteit en openbare werken in het kader van een nieuw unitair België.  De versnippering heeft lang genoeg geduurd ! 

 

LES REGIONALISTES NE SAVENT PLUS A QUEL SAINT SE VOUER 

Le 5 janvier 2019, le ministre belge de la mobilité, F. Bellot (MR), a annoncé qu’il allait mettre sur table l’idée d’une agence interfédérale de la mobilité.. Celui-ci a pour objectif de s’attaquer à la congestion du trafic et à renforcer la popularité des transports publics. Une initiative de pur bon sens – au vu des restrictions imposées par le fédéralisme bien entendu – qui est même quelque peu “confédérale” de nature puisque dans la constellation institutionnelle actuelle, l’autorité fédérale ne peut pas imposer son opinion aux entités fédérées. Il est donc étrange que les flamingants désapprouvent cette proposition. 

En effet, tant le ministre ‘’flamand’’ de la mobilité, Ben Weyts (N-VA), que son homologue bruxellois, Pascal Smet (sp.a), ont fustigé ce plan.

Pour Smet cette proposition dicterait aux régions ce qu’elles doivent faire, ce qui serait une renaissance de la soi-disant ‘’Belgique de papa’’, terme dénigrant utilisé par les régionalistes pour s’opposer à toute refédéralisation, même au prix de l’efficacité. En l’espèce, il ne s’agit même pas d’une refédéralisation, mais d’une meilleure collaboration entre égaux ! En outre, dans la Belgique unitaire tellement détestée par M. Smet et qui fonctionnait à merveille, il n’y avait pas de régions. Comment l’Etat central pouvait-il alors leur imposer sa volonté ?

Il est clair que ce politicien a simplement peur de perdre son poste. Pourquoi, en effet, une ville, fût-elle la capitale du pays, doit-elle avoir son propre ministre de la mobilité ? Et pourquoi pas les autres villes comme Anvers, Charleroi, Liège ou Gand ?

La proposition du ministre Bellot était pourtant très sage : la création d’un organe interfédéral. Dans celui-ci, les régions et l’Etat fédéral seraient représentés sur pied d’égalité. C’est en même temps le point faible de la proposition: l’Etat central n’a pas le dernier mot. Dans un tel scénario, on voit en effet mal comment l’Etat fédéral pourrait imposer sa vision aux autres entités, ce qui semble être la peur des bastions de pouvoir régionaux. Comment peut-on, en bon gestionnaire, s’opposer à une collaboration pour résoudre un problème aigu et grandissant comme les embouteillages et le déficit en transports en commun ? Cela heurte le bon sens.

L’explication de cette opposition sans merci est pourtant simple : le nationalisme linguistique ne tolère pas de concessions. Tout retour en arrière, qui est en réalité un retour vers plus d’efficacité, est bloqué par la volonté des séparatistes et régionalistes de garder leurs acquis, même si c’est au détriment d’une meilleure gestion du pays. Il s’y ajoute évidemment la volonté des opportunistes de préserver leur poste lucratif.

De son côté, le ‘ministre’ flamingant Weyts souhaite que le gouvernement national cesse ses procédures judiciaires contre la région ‘’flamande’’ en matière de sécurité routière. Ces procédures sont pourtant la conséquence du fédéralisme que les flamingants et wallingants ont eux-mêmes voulu. On voit donc mal comment on peut arrêter les conflits dans un contexte fédéral et encore moins dans un contexte confédéral.

Le fait que les Etats concluent un traité relatif aux matières dans lesquelles ils veulent collaborer est typique pour le confédéralisme.  En ce sens, une agence interfédérale est en quelque sorte “confédéraliste”. Par conséquent, Weyts et la N-VA ne s’intéressent au confédéralisme que pour bloquer la collaboration au sein de la Belgique. Ce n’est évidemment pas une suprise. La N-VA reste en effet un parti séparatiste comme l’article premier de ses statuts l’indique.

Ce que Bellot propose constitue le minimum absolu. Le B.U.B. souhaite la refédéralisation immédiate de la mobilité et des travaux publics dans le cadre d’une nouvelle Belgique unitaire. L’éparpillement a assez duré !