BELGISCHE CULTUUR
Dat de geesten in de Belgische samenleving in beroering zijn, is bekend. Eerder schreven we al dat de stemmen om een nieuw unitair (of provinciaal gefederaliseerd) België luider en luider klinken. Vooral in de wereld van de kunsten en letteren klinkt de roep naar solidariteit, verdraagzaamheid en eenheid sterker en sterker (we komen er in een later artikel nog op terug).
Verrassend en volledig nieuw is het pleidooi voor een Belgisch ministerie van cultuur vanwege tenoren uit de drie grote Nederlandstalige traditionele partijen. Zij pleiten voor een federaal ministerie van cultuur, dat naast het “Vlaamse” (c.q. Franstalige en Duitstalige) moet bestaan. Dat is een ronduit revolutionair idee, dat de fundamenten van de eerste staatshervorming (culturele autonomie, 1970) onderuit haalt. M.a.w., dit voorstel is zo fundamenteel dat deze politici, waarschijnlijk zonder het te beseffen, in één klap ook het hele taalfederalisme in vraag stellen ! Als men immers cultuur, die de basis van de federalisering van België vormt gelet op haar directe en duidelijke (hoewel niet allesomvattende) banden met taal en dus met de Belgische taalverschillen, geheel of gedeeltelijk herfederaliseert, is het hek van de taalnationalistische dam: wat belet dan nog een herfederalisering van ruimtelijke ordening, milieu, economie, openbare werken, kortom alle gewest- en gemeenschapsbevoegdheden die in se niets met taal te maken hebben? Dit is meteen ook het beste idee dat de traditionele politici in jaren of zelfs decennia hadden !
Al is het niet hun idee.
We herinneren de lezer er graag aan dat de B.U.B. al in 2002 ijverde voor een afschaffing van de gewesten en de gemeenschappen of minstens wat deze laatste betreft voor een beperking van hun bevoegdheden tot taal, cultuur, onderwijs en media (TCOM) mét concurrentie van een nationaal ministerie. Het verheugt ons dan ook dat ons idee nu, voor wat cultuur betreft tenminste, door CD&V, SP.A en OPEN VLD wordt overgenomen. Hoe langer deze crisis duurt, hoe meer men zal moeten teruggrijpen naar de provincies en het unitarisme. Misschien kunnen er in het nieuwe unitaire België een soort van TCOM-gemeenschappen blijven bestaan, die uiteraard geen eigen raad en executieve nodig hebben, maar in de schoot van de nationale regering en het nationale parlement kunnen bestaan. Het compromis van 1970, minus de gewesten met andere woorden…
Opvallend zijn ook de zwakke argumenten van de nationalistische tegenstanders. “We geven niet zomaar bevoegdheden terug aan het federale niveau” (N-VA) of “Het federale niveau heeft decennialang zijn culturele instellingen verwaarloosd.” (Bert Caron, Groen!, ex-SPIRIT). Dat het geldgebrek van onze federale culturele instellingen (die nog steeds bestaan) alsook het politiek-communautaire gehakketak waarvan zij het slachtoffer zijn (zie de Plantentuin van Meise) te wijten zijn de opsplitsing van bevoegdheden en budgetten, ontgaat deze nationalisten uiteraard. De argumentatie van de taalnationalisten lijkt op die van de communistische partijen in het vroegere Oostblok anno 1989: koppig de problemen ontkennen en alle hervormingen weigeren totdat de voorbijgestreefde regimes door de wind van de verandering worden weggeveegd.
Infra vindt de lezer achtereenvolgens uittreksels uit het persbericht uit De Morgen en uit het opiniestuk van auteur Erwin Mortier, die een lans brak voor een nieuw en nationaal cultuurniveau. Het spreekt vanzelf dat we het niet met alles in zijn tekst eens zijn (het België-met-vier is bijvoorbeeld absurd, bestaat al en biedt, zoals al eerder gezegd, geen enkele oplossing. O.i. gaat het om een nationalistische modegril, net als “confederalisme” of “artikel 35”, die slechts intellectuele etappes zijn op weg naar een nieuw unitair België op basis van de 9 historische provincies).
LA CULTURE BELGE
Que la société civile belge est en ébullition, on le savait déjà. Nous avons déjà écrit que de plus en plus de voix se lèvent pour créer une nouvelle Belgique unitaire (ou provincialement fédéralisée). Surtout dans le monde des arts et lettres, l’appel à la solidarité, la tolérance et l’unité se fait entendre de plus en plus fort (nous y reviendrons dans un prochain article).
Etonnant et totalement neuf est le plaidoyer pour un ministère belge de la culture lancé par quelques protagonistes de la politique belge issus des trois grands partis traditionnels néerlandophones. Ils se disent en faveur de la création d’un ministère fédéral de la culture qui devrait coexister avec les ministères “flamand”, francophone et germanophone. Il s’agit d’une idée profondément révolutionnaire qui met en question les fondements mêmes de la première réforme de l’Etat (l’autonomie culturelle de 1970). En d’autres termes, cette proposition est tellement fondamentale que ces politiciens, sans doute sans qu’ils s’en aperçoivent, sapent le fédéralisme linguistique dans son entièreté ! En effet, lorsqu’on refédéralise, ne fût-ce qu’en partie, la culture, qui forme la base de la fédéralisation de la Belgique vu ses liens directs et clairs (quoique partiels) avec la langue et donc avec les différences linguistiques en Belgique, on crée une brèche dans la digue nationaliste: qu’est-ce qui empêche alors encore la refédéralisation de l’aménagement du territoire, de l’environnement, de l’économie, des travaux publics, bref de toutes les compétences des régions et communautés qui n’ont en réalité rien à voir avec la langue? Il s’agit en même temps aussi de la meilleure idée que ces politiciens traditionnels ont eue depuis des années, voire des décennies !
Mais cette idée n’est pas la leur.
Nous rappelons volontiers le lecteur que le B.U.B. oeuvre depuis 2002 pour la suppression des régions et des communautés, ou à tout le moins en ce qui concerne ces dernières pour une limitation très forte de leurs compétences, ne comprenant alors que la langue, la culture, l’enseignement et les médias (LCEM) avec une concurrence d’un ministère national. Nous nous réjouissons de la reprise de cette idée par le CD&V, le SP.a et l’OPEN VLD, en tout cas en ce qui concerne la culture. Plus longtemps dure cette crise, plus on devra avoir recours aux provinces et à l’unitarisme. Peut-être que dans la nouvelle Belgique unitaire une sorte de communautés dites LCEM peuvent subsister sans qu’elles ne disposent de leur propre conseil ou exécutif, mais coexistant au sein du gouvernement et du parlement nationaux. Donc, un peu comme le compromis de 1970, moins les régions…
Suprenants sont aussi les arguments faibles des opposants nationalistes. “Nous ne rendons pas comme cela des compétences au niveau fédéral” (N-VA) ou “Le niveau fédéral a abandonné des institutions culturelles pendant des décennies.” (Bert Caron, Groen!, ex-SPIRIT). Que le manque de moyens de ces institutions fédérales (qui existent toujours) ainsi que les querelles politico-communautaires dont elles sont victimes (voyez le jardin botanique de Meise) trouvent leur cause dans la scission des compétences et des budgets, échappe bien entendu totalement à l’esprit de ces nationalistes. L’argumentation des nationalistes linguistiques ressemble à celle des partis communistes de l’ancien bloc de l’est en 1989: nier obstinément les problèmes et refuser toute sorte de réforme jusqu’à ce que les régimes dépassés soient balayés par le vent du changement.
Ci-après, vous trouvez des extraits d’un article du journal ‘De Morgen’ ainsi que d’une carte blanche d’Erwin Mortier défendant un nouveau niveau de culture national. Il va de soi que nous ne souscrivons pas à tout ce qui y est énoncé (p. ex. la Belgique des quatre régions est absurde, existe déjà et n’offre, comme dit précédemment, aucune solution. A notre avis, il s’agit d’une idée passagère, tout comme le ‘confédéralisme’ ou ‘l’article 35’, qui marquent le passage progressif vers une nouvelle Belgique unitaire sur la base des 9 provinces historiques).
“Cultuurbeleid moet meer Belgisch worden“
‘We bepleiten de oprichting van een federaal cultureel niveau in het België van de de toekomst.’ Dat schrijf auteur en AKO-winnaar Erwin Mortier in een opmerkelijk opiniestuk in De Morgen. De oproep krijgt steun uit politieke hoek. Onder anderen Caroline Gennez (sp.a), Rik Torfs (CD&V) en Karel De Gucht (Open Vld) scharen zich achter het plan: ‘Je kunt niet ontkennen dat er een Belgische cultuur bestaat.’
Erwin Mortier wil naast het bestaande regionale, Vlaamse cultuurbeleid ook een federale, Belgische culturele politiek tot stand zien komen. Mortier beoogt een dynamischer beleid van de nationale culturele instellingen, en zou België graag een coherente cultuurpolitiek zien ontwikkelen. Ook in het buitenland, zoals Duitsland doet met zijn Goethe-huizen en Spanje met zijn Cervantes-instituten.
[…]
Senator Rik Torfs (CD&V) erkent dat “hij een pleidooi steunt voor een federaal cultureel beleid”. Torfs: “Vanzelfsprekend ben ik niet tegen Vlaamse cultuur. De federalisering van dit land begon met de cultuur, en dat is goed. Maar ik mag toch zeggen dat er daarnaast ook iets bestaat als Belgische cultuur? Het Afrikamuseum, dat kan toch niet anders dan Belgisch zijn? En het is toch niet omdat ik zeg dat ik niet wil breken met deze roots, dat ik meteen een slechte Vlaming ben?”
Dat is ook de mening van Karel De Gucht (Open Vld): “Waarom zou men ‘zuiver’ Vlaming moeten zijn zonder Belg te mogen zijn? Waarom kunnen die cirkels elkaar niet overlappen? Neem de lijdensweg van de plantentuin in Meise: waarom zouden planten Franstalig of Vlaams zijn?” Vlaams Parlementslid Jean-Jacques De Gucht beaamt: “Het is niet onzinnig om ook een federaal cultuurbeleid te ontwikkelen. De federale culturele instellingen staan nu onder voogdij van een vaak wisselende minister. ‘Voogdij’ is per definitie tamelijk passief. Het mag actiever.”
Vlaams Parlementslid Bart Caron (Groen!) is sceptisch. Caron is voor culturele samenwerking, maar vindt het “niet goed om te pleiten voor een federaal cultureel niveau. Ik heb een hekel aan La Belgique à papa als argument.” Hij geeft ook een praktische reden: “Het federale niveau heeft decennialang zijn culturele instellingen verwaarloosd. Schandelijk.”
Ook Lieven Dehandschutter (N-VA) is tegen. “Dat is de geschiedenis kunstmatig terugschroeven. We zijn wel voor een aanvaardbaar cultureel samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en de Franstalige gemeenschap, maar we geven niet zomaar bevoegdheden terug aan het Belgische niveau.”
(bron: De Morgen)
Land zonder cultuur
Cultuur was destijds de eerste beleidsmaterie die naar de gemeenschappen ging. De hang naar culturele ontvoogding in Vlaanderen kan Erwin Mortier in tal van opzichten waarderen, maar tegelijk hebben we een onvergeeflijke culturele leegte gecreëerd op het nationale niveau. ‘Vanaf heden nemen we onverschrokken duidelijke politieke standpunten in.’ Mortier is schrijver, onder meer van de met de Ako Literatuurprijs 2009 bekroonde roman Godenslaap.
In ongeveer elke partij tref ik tijdens informele gesprekken toppolitici aan die de nood aan dit federaal cultuurniveau binnen een hervormd België erkennen, maar ze zwijgen.
Het zat er weer eens bovenarms op, de afgelopen dagen, tussen de N-VA en een groot deel van de culturele wereld. Nadat Vlaamse parlementariërs in de politieke arena kritische vragen stelden over de Brusselse KVS omdat dit theaterhuis onderdak had geboden aan de culturele protestactie ‘Niet in onze naam’, deed N-VA-voorman De Wever daar in een column nog een schepje frituurvet bovenop.
De melodie klonk vertrouwd. Hoezeer de partij ook zegt kunst en cultuur in het hart te dragen en internationaal kansen te willen bieden, uiteindelijk komt het altijd weer op hetzelfde neer. Wat zijn we toch wereldvreemd, gestold in eigendunk en “holle frasen over wereldburgerschap, multiculturele verrijking en solidariteit”. Dit alles natuurlijk in tegenstelling tot De Wevers eigen, ongetwijfeld indrukwekkend eigentijdse “pleidooi voor een inclusieve Vlaamse identiteitsbeleving die complexloos naar de wereld kijkt en die ideologisch gegrondvest is op het streven naar democratisch en doeltreffend bestuur”.
Het zou inderdaad nogal sterk zijn indien Heer Wever zijn complexloze streven naar tal van inclusiefs praktisch of ideologisch zou willen grondvesten op tirannie en alomvattende corruptie, en verder kijk ik vol spanning uit naar de manifestatie van de eerste identiteit die er in zou slagen inclusief te zijn zonder aan uitsluiting te doen. Geen gemeenschap die niet groeit rond kernen van vrees of haat jegens wat zijn gemeenschappelijkheid in de weg staat, bedreigt of wijst op de finale onmogelijkheid van zijn verlangen – iets waar in de beste gevallen de kunsten in uitblinken. Het geloof van N-VA in haar complexloze identiteit vertoont een verbijsterende blindheid voor haar eigen historische wortels.
De ‘Vlaamse Beweging’, die verzamelnaam voor een veelheid aan denkstromingen en visies, heeft van bij haar prille begin een ambiguïteit vertoond tussen een openheid naar de wereld en de drang zich van die wereld af te keren. Het taalparticularisme van auteurs als Rodenbach of Gezelle, om maar iets te noemen, verwierp de taalnorm boven de Moerdijk ten gunste van een min of meer opgeschoond West-Vlaams. De Vlaming liep te groot risico zich via het Nederlands van de noorderburen het protestantisme of de vrijdenkerij in het hoofd te halen.
Het liberale taalkosmopolitisme van auteurs als Virginie Loveling of Paul Fredericq daarentegen, kaderde net in het beijveren van een radicalere sociale emancipatie van die Vlaming, weg uit een cultuur- en taalwereld die hem amper toegang tot een weidser cultureel en intellectueel erfgoed bood. Het Vlaams bewustzijn van de legendarische socialistische voorman Edmond Anseele berustte dan weer op de vaststelling dat de arbeider maar één taal goed kende, en dat die taal dan ook alle rechten moest krijgen.
Er heeft met andere woorden nooit een homogene Vlaamse Beweging bestaan. De pogingen van de N-VA zichzelf tot de enige authentieke erfgenaam van die Beweging uit te roepen, duiden op zijn minst op intellectuele oneerlijkheid, en haar dubbelslachtige houding ten aanzien van kunst en cultuur legt vooral de gespletenheden bloot die het droombeeld Vlaanderen vergezellen vanaf het moment dat het gecreëerd werd. Als N-VA ergens de erfgenaam van is, dan wel daarvan. Zelfs de taal, volgens Bart De Wever met de tijd uitgegroeid tot ‘de drager van de Vlaamse identiteitsbeleving’, werd nooit een eenduidige status of functie toegekend.
Ik heb overigens niets tegen gespletenheid, noch tegen ambiguïteit, en al helemaal niet tegen meerduidigheid. Een mens is de moeizame verzameling van zijn contradicties. Beschaafd is hij wanneer hij zich daarvan bewust is en met beide benen in de onverzoenbaarheid van zichzelf met zichzelf gaat staan. De afgelopen eeuw hebben bij uitstek de kunsten zich geopend om die fundamentele dubbelzinnigheden van onze keuzes en drijfveren, van onszelf als individu en als gemeenschap, bloot te leggen. Het maakt mee de waarde uit die we toekennen aan talenten als Buysse, Boon, Walschap of Claus. Dat net deze talenten zich vaak de woede en wraakzucht van allerlei gevestigde machten op de hals hebben gehaald en met het flamingantisme op gespannen voet verkeerden, hoeft eigenlijk niet te verbazen. Stukje bij beetje hebben ze de afstand scherp gesteld tussen de politiek van de kunst en de kunst van de politiek.
Volwassen worden
De Vlaamse Beweging, om het even in welke staatkundige context ze opereert of wil opereren, zal daarmee moeten leren leven. De cultuurboot is zonder haar vertrokken, ze heeft door eigen toedoen een groot deel van de artistieke moderniteit gemist. Zij is de achterblijver. Daarom stel ik voor dat wij, de culturele wereld (voor zover er zoiets eenduidigs bestaat), die N-VA-ers helpen eindelijk ‘s volwassen te worden, zodat hun rubberbootje wat minder meelijwekkend achter ons glorieuze galjoen aandobbert. Ik wil de culturele wereld een paar suggesties doen die zijn weerwoord aan het Vlaams-nationalisme van meer substantie kunnen voorzien.
[…]
Het Vlaamse identiteitsdebat verhult bovendien een ontstellend gebrek aan coherentie, competentie en ervaring binnen de N-VA zelf. Hun politieke visies lijken vooral gericht op het beheersen van de volgende news cycle van achtenveertig uur. Als we al die volvette columns en andere afleidingsmanoeuvres negeren, zal er op den duur niet veel lol meer aan zijn. Hou er wel rekening mee dat het voor gelijk welke populistische politicus met veel vrije tijd verlokkelijk zal blijven het kunstenvolk wereldvreemdheid, luiheid en subsidiehonger te verwijten. Je kunt er altijd mee scoren. Maar ook dat negeren we, en we gaan evenmin pruilen.
Verder nemen we vanaf heden onverschrokken duidelijke politieke standpunten in. Ik ben bereid een paar voorzetten te geven. We bepleiten de oprichting van een federaal cultureel niveau in het België van de toekomst. Het identiteitsdebat in dit land verbergt in niet geringe mate het ontbreken van een nationale politieke gemeenschap. Die moet er komen, en die zal er komen. De opeenvolgende staatshervormingen hebben het heruitdenken van het federale niveau om tal van redenen steeds voor zich uitgeschoven.
De stille evolutie naar een België van vier gemeenschappen met verregaande autonomie onder een duidelijker federale koepel, wordt vanaf heden maar beter expliciet gemaakt. De onvermijdelijkheid van deze evolutie is trouwens stukken groter dan de verdamping van het land waar de N-VA op af sjokt als een jichtige kameel naar de volgende fata morgana. Laten we unverfroren voor dit nieuwe België kiezen en ons hele politieke spectrum erop wijzen dat een nationaal cultureel niveau daarin onontbeerlijk is.
Onvergeeflijke leegte
Cultuur was destijds de eerste beleidsmaterie die naar de gemeenschappen ging. De hang naar culturele ontvoogding in Vlaanderen kan ik in vele opzichten hogelijk waarderen, maar tegelijk hebben we een onvergeeflijke culturele leegte gecreëerd op het nationale niveau. Onze nationale instellingen ontberen een Belgisch beleidsdepartement. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, de Jubelparkmusea, het Natuurhistorisch Museum, de Nationale Plantentuin herbergen collecties die rustig kunnen wedijveren met gelijkaardige verzamelingen in Londen, Berlijn, Madrid of Parijs. De collectie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika is op wereldvlak zelfs uniek. En laten we ook maar ‘s bekennen dat de Munt onze enige opera is die de vergelijking met de grote buitenlandse huizen doorstaat.
Geen van deze instellingen slaagt erin een uitstraling en impact te bereiken die enigszins in de buurt komt van dergelijke cultuurtempels in onze buurlanden. We laten hier ontzettende kansen liggen. Laten we dus eerst en vooral al deze instellingen in dat nationale cultuurniveau een vaste plaats geven en hun beleid dynamiseren. Het zou ook goed zijn voor Brussel, als de stad zijn ambitie de hoofdstad van de EU te willen worden ten minste ernstig neemt, en het zou de stad economisch zeker ten goede komen.
Een en ander zou op termijn ook klaarheid kunnen scheppen in de wildgroei van culturele initiatieven in Brussel. Huizen als Passa Porta, KVS, De Buren (om me tot een paar Vlaamse te beperken) zouden bijvoorbeeld de komst van dit nationale cultuurniveau kunnen voorbereiden, over de taalgrenzen heen. Jaarlijks gaan karrenvrachten geld naar deze instellingen, ze mogen die wat mij betreft gul aan hun nieuwe taak besteden.
Op termijn zullen misschien niet al deze huizen in hun huidige vorm moeten blijven bestaan. Ik heb het namelijk over Brussel als een hoofdstedelijke gemeenschap waar de drie landstalen en het Engels officieel erkend zijn. Ik zei het al, we moeten grote jongens en meisjes worden, de franskiljons evengoed als de flaminganten. Ik zal Vlaanderen pas als volwassen beschouwen wanneer het de creatie van een federaal cultuurniveau als een logische stap in zijn culturele ontwikkeling ziet, en niet, wat tot op heden het geval is, als een regressie naar een Belgique à papa dat al grotendeels dood en tot verdwijnen gedoemd is.
Dat wordt trouwens ook voor de Franstaligen even wennen. Tien jaar geleden was het ondenkbaar dat op de grote internationale boekenbeurzen Franse uitgevers, inclusief de mijne, iets anders dan Frans zouden spreken. Vandaag spreken ze allemaal Engels, het nieuwe Latijn. Francofoon België begint wat dat betreft behoorlijk fossiele trekken te vertonen. Maar ikzelf als Vlaamse Belg of Belgische Vlaming zie hierin geen enkele reden om mijn identiteit, inclusief of niet, bij de taalgrens te laten ophouden of om Brussel nog langer te fnuiken. Weg dus met die idiote Vlaamse vrees voor ‘de inktvlek Brussel’ en weg met die even idiote ‘corridor’ die Brussel met Wallonië zou moeten verbinden. Ga met de blokken spelen.
Heer Gemeenschap
Een federaal cultureel niveau zou ook kunnen dienstdoen als platform waarop België de artistieke creativiteit van zijn gemeenschappen aan de wereld presenteert en voor uitwisseling beschikbaar stelt. Op dit ogenblik hebben alle Belgische ambassades een budget dat ze normaliter aan cultuur moeten besteden, maar door het ontbreken van een nationaal cultuurdepartement weten ze niet hoe ze het moeten besteden. We hebben ook geen eerbiedwaardige instellingen zoals de British Arts Council die geregeld culturele figuren en instellingen via de Britse ambassades de wereld rondstuurt, noch internationale instellingen als de Duitse Goethe-huizen of de Spaanse Cervantes-instituten. We hebben wel krakkemikkige culturele samenwerkingsakkoorden en we hebben ook Vlaamse gemeenschapsvertegenwoordigers die in een aantal Europese hoofdsteden resideren, maar die krijgen geen geld voor kunst en cultuur.
Toen ik onlangs in Frankfurt een lezing gaf vroeg ik de Goethe-universiteit, de organisator, wat nu precies die gemeenschapsvertegenwoordiger aan zo’n avond bijdroeg. ‘Niets,’ luidde het antwoord. ‘Ze hebben geen geld, maar als het even kan zijn ze graag aanwezig om hun sympathie en steun voor de Vlaamse auteurs te betuigen.’ Heer Gemeenschap was die avond trouwens afwezig. Herstellende van iets naars aan het hart, naar verluidde. Ik wens de man veel beterschap, en met al mijn sympathie. Helaas heb ik geen centen voor een mandje druiven.
Je kunt als dus eigenlijk nog beter in keukenfolie gewikkeld op het dak van je huis in het zonnetje gaan staan om die Vlaamse uitstraling te bevorderen. Al sta ik liever voor aap door voorstellen als deze te doen, omdat niemand anders het aandurft. In ongeveer elke partij tref ik tijdens informele gesprekken toppolitici aan die de nood aan dit federaal cultuurniveau binnen een hervormd België erkennen, maar ze zwijgen. Om een van hen te citeren: “Het is inderdaad een schrijnend gemis, en tragisch, ook voor Vlaanderen. Maar zolang het voor politici loont elkaar als de beste Vlaming of de beste Waal te overtroeven komt het op zelfmoord neer zoiets te bepleiten.” Ik zou graag wat meer moed zien in onze politieke spectrum. Het is niet gezond dat de retoriek van N-VA zo luid kan klinken omdat men elders angstvallig zwijgt. Het is niet democratisch. Onze gekozenen laten ons hierin flagrant in de steek.
Tegenstemmen als deze van Karel De Gucht, Mathias De Clercq of Johan Vande Lanotte kunnen daardoor al te snel als zonderling worden weggezet, net geen kunstenaars. Dat is onvergeeflijk. Er moet meer hartige kost op tafel komen. Gedegen denkvoer. Ik heb de buik vol van de frituur.