KONING ALS SCHIETSCHIJF
We worden eraan gewoon. Af en toe komt de Koning onder het spervuur te liggen van de verzamelde particratie, waarna de media beweren dat in de Wetstraat de roep om een ceremoniële monarchie steeds luider klinkt. Begin mei 2011 was het weer zover. In een net gepubliceerd boek Koning zonder land, geschreven door Martin Bruxant (La Libre Belgique) en Steven Samyn (De Morgen) klappen enkele politici – welke zijn niet bekend – die in het voorbije jaar op het Paleis ontboden werden, uit de biecht.
Drie feiten trekken de aandacht: 1) op 16 juni 2010 zou de Koning Alexander De Croo berispt hebben omwille van het feit dat die laatste de “stekker” uit de regering getrokken had, 2) op 8 oktober 2010 belastte de Koning Bart De Wever met het dichter bij elkaar brengen van de zeven partijen aan de onderhandelingstafel. De Wever kreeg de titel “verduidelijker” mee. De Kabinetschef van de Koning zou zich, naar verluidt, verzet hebben tegen de term “verkenner”. Die is immers, zo de Kabinetschef, “enkel aan serieuze mensen voorbehouden”. 3) In de ochtend van 7 oktober 2010 deed het gerucht de ronde als zouden zowel de PS als de N-VA aansturen op nieuwe verkiezingen. Daarop zou de Koning verklaard hebben: “Ze moeten maar hun plan trekken. Als ze willen mogen ze nog vijf maanden onderhandelen [een vooruitziende blik, we zijn inmiddels acht maanden later] maar nooit zal ik een besluit tekenen waardoor nieuwe verkiezingen mogelijk worden. Ik zal dat niet toelaten, het is uitgesloten”. (LLB, 5 mei 2011).
Het Paleis reageerde op deze openbaringen met volgend communiqué: “Het Koninklijk Paleis betreurt dat de discretie met betrekking tot het colloque singulier niet wordt gerespecteerd. Deze discretie heeft tot doel het Staatshoofd zijn functie te laten vervullen. Sommige uittreksels uit het boek bevatten manifeste onjuistheden, in het bijzonder over de onderhouden van 16 juni en 8 oktober 2010”. Hieruit kan men afleiden dat de derde bewering wél klopt, nl. dat de Koning gedreigd heeft nieuwe verkiezingen te willen tegenhouden en vindt dat de politici maar hun plan moeten trekken.
Een aantal Nederlandstalige dagbladen en tijdschriften reageerden op 6 mei 2011 furieus. “Koningen die democratische beslissingen tegenhouden”, aldus Liesbeth Van Impe in HNB, “delven hun eigen graf”. Luc Standaert oordeelde in HBVL: “Het is trouwens niet zozeer op 7 oktober dat de vorst uit zijn rol van neutrale scheidsrechter viel, maar wel gisteren [op 5 mei dus, dag van het perscommuniqué]. Door in een mededeling zo uitdrukkelijk twee van de drie beweringen te logenstraffen, wordt de derde bewering, die over de nieuwe verkiezingen die hij nooit zou toestaan, bijna uitdrukkelijk bevestigd”. Volgens Bart Sturtewagen (DS) gaat het om een “dramatische en ongeïnspireerde geste”. De commentator besloot dat elke keer koningen zich zo mengden, dat leidde tot verlies van invloed van de monarchie. In De Morgen schreef Wouter Verschelden dan weer dat “meer dan ooit” de monarchie een debat ten gronde “verdient”.
In dezelfde lijn, maar veel harder, weerklonk de kritiek van Wim Van De Velden in De Tijd. Die meende dat de Koning en de PS samenspannen tegen de N-VA. Voorts meende de redacteur: “Deze aanslepende politieke crisis is daarom ook een crisis van de constitutionele monarchie aan het worden. Het systeem dat bedacht is om de erfelijke monarchie te verzoenen met een parlementaire monarchie vertoont rot, omdat politici niet langer kunnen zwijgen en de koning betrekken bij hun politieke spelletjes en stratego.” En dus zou de Koning een protocollaire rol – een mening die ook Paul Geudens in de GVA ventileerde – moeten toebedeeld krijgen. Dezelfde teneur ook in Knack, waarin Rik Van Cauwelaert zijn betoog besloot met: “Vive la république” (Ja, in het Frans). Enkel in Het Laatste Nieuws (5/6 mei 2011) werd de monarchie door Luc Van der Kelen verdedigd. De redacteur wees erop dat de Koning in feite gewoon zijn “gedacht had gezegd” en wees op de agitatie van de N-VA die in wezen gewoon de monarchie – en daarmee een belangrijk symbool van de eenheid van het land – wil ondermijnen om daarmee punt 1 uit haar programma en dat van het Vlaams Belang (de splitsing van België) dichterbij te brengen. Een aantal constitutionalisten wees er tenslotte op dat de Koning geen partij mag kiezen en dat nu wel gedaan had.
Al de antimonarchistische kritieken zijn echter, bij ander inzien, ongegrond:
1) De Koning heeft geen democratische beslissing van het Parlement tegengehouden. Er lag geen besluit op tafel tot ontbinding van de Kamers dat hij niet heeft geratificeerd. Hij heeft gewoon zijn mening gezegd, rekening houdend met het dreigend faillissement van België en dus het belang van het land. Als de Koning zou gezegd hebben dat hij geen nieuwe verkiezingen wenste, is dit trouwens niet de ondersteuning van een “Vlaamse” of “Franstalige” eis, gelet op het feit dat er in geen enkele taalgroep van ons Parlement – en zoals peilingen aantonen ook niet bij de bevolking – vooralsnog de wens bestaat om naar nieuwe verkiezingen te gaan.
2) Bovendien bekrachtigt de Koning de wetten (art. 109). Dit betekent ook dat de Koning een wet niét kan tekenen. Een openlijk precedent hiervoor werd in oktober 1990 reeds door Koning Boudewijn geschapen (abortuswet). Let wel, de Koning heeft toen niet zijn vetorecht laten primeren, wel gewetensbezwaren. De regering heeft dit toen als een gewetensbezwaar gepercipieerd en de zaak op een elegante manier opgelost door te verklaren dat de Koning zich in de onbekwaamheid bevond om te regeren (art. 93 Belg. GW). Minder bekend is dat dit koninklijk vetorecht al eerder werd toegepast.
In 1842 hadden Kamer en Senaat een wet op accijnzen goedgekeurd. De regering was het hier niet mee eens, menende dat de schatkist zo 1 miljoen frank zou mislopen en stelde de Koning voor om de wet niet te bekrachtigen. Op 8 oktober 1842 werd een KB uitgevaardigd dat luidde: “het wetsvoorstel wordt niet bekrachtigd”. Het parlement heeft zich toen niet tegen het veto gekeerd. Drie jaar later werd een protectionistische wet niet aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd. De wet zou de invoerrechten op graan verhogen. De graanoogst was echter mislukt, waardoor er hongersnood dreigde. Hier ging het om een stilzwijgend veto: het protectionisme was door de feiten achterhaald, wat door het parlement niet betwist werd. In 1884 had de liberale regering net vóór de verkiezingen nog een aantal wetten laten stemmen, waardoor enkele nieuwe kiesdistricten werden ingericht, waar zij (naar verwachting) meer stemmen zouden halen. Het ging om een politiek manoeuvre. Maar in juni 1884 verloren de liberalen de verkiezingen, waardoor de katholieke regering de Koning aanraadde die ontwerpen niet te ondertekenen. In het B.S. d.d. 6 augustus 1884 lezen we: “Na advies van onze ministerraad en op voorstel van onze minister van binnenlandse zaken en van Onderwijs hebben We besloten de wetten niet te bekrachtigen”. In 1933 had Koning Albert I gezegd dat indien de taalwetten tot een “verkapte” vorm van administratieve scheiding (lees: federalisme) zouden leiden een “heel ernstige gewetensvraag” zou rijzen. De regering heeft dan amendementen aan de wet toegevoegd, waardoor aan de inzichten van de Koning tegemoet gekomen werd. Daardoor hoefde hij zijn vetorecht niet te gebruiken.
3) In een aantal van bovenstaande redeneringen zit een sofisme vervat. De politici ontbloten de Kroon en dus zou de monarchie van haar machten ontdaan moeten worden. Allereerst staat het zgn. “colloque singulier” niet ingeschreven in de Grondwet, noch in een andere wet. Dit stelsel vloeit voort uit het gewoonterecht. Ten tweede, en dit is belangrijker, kan de Koning niet verantwoordelijk gesteld worden voor de indiscreties van de politici die zijn vertrouwen schenden. Onderhavige redenering volgend, zou men derhalve de machten van de politici moeten afschaffen.
4) In tegenstelling tot wat algemeen wordt verkondigd is het niet de eerste taak van de Koning om “onpartijdig” te zijn. Zeker, hij dient Koning der Belgen te zijn – niet van deze of gene partij – maar hij moet ook en vooral de eenheid van België verdedigen. Het derde lid van artikel 91 van de Belgische Grondwet bepaalt de Koninklijke eed: “Ik zweer dat ik de Grondwet en de wetten van het Belgische volk zal naleven, ‘s Lands onafhankelijkheid handhaven en het grondgebied ongeschonden bewaren.” Deze eed legt hij af bij zijn troonsbestijging voor de verenigde Kamers, dàn pas mag hij “bezit nemen van de troon” (art. 91, tweede lid). Het gaat hier om een plechtig contract tussen de vorst enerzijds en de natie, die door het parlement veruitwendigd wordt en waarbij alle machten liggen (art. 33). Volgens de letter en de geest van de Grondwet is de Koning dus verplicht om de onafhankelijkheid van België te bewaren en ervoor te zorgen dat het grondgebied van België “ongeschonden” blijft. Hij kan en mag dus onmogelijk een politiek ondersteunen die rechtstreeks of onrechtstreeks de splitsing van België begunstigt. Aangezien de N-VA een separatistische partij is, wat op zich als zeer bedenkelijk is in een federale context, kan hij deze partij niet dezelfde kansen geven als aan een niet-separatistische partij.
5) Om aan zijn plichten te voldoen kan de Koning bepaalde zaken zeggen of daden stellen. In casu heeft de Koning gehandeld op de manier die hem het meest gepast leek om aan zijn eed te voldoen: dreigen met het niet ondertekenen van een wet. Zoals in punt (2) onderzocht, zijn er bovendien verschillende gevallen waarbij de Koning een vetorecht heeft uitgeoefend of kan uitoefenen. Wanneer de eenheid van het land in gevaar is, is het zijn plicht zijn veto te stellen. Natuurlijk ondergraven de taalnationalisten van de N-VA bewust de monarchie. Sterker nog, als ze dit niét zouden doen, zouden ze zelfs – hun ideologie volgend – in gebreke blijven. Het idee echter dat de Koning der Belgen in de fout zou zijn gegaan, is potsierlijk en getuigt eens te meer van een grote intellectuele zwakte van politici die eenvoudigweg niet in staat zijn een meertalig land te besturen. Dat laatste kan men allesbehalve zeggen van onze zes koningen (en van Prins Karel, medio jaren 40 regent).
Tot slot merken we op dat over de leugens in het boek de pers met geen woord rept. Wat is dan de waarde van een boek dat leugens zomaar voor waarheid aanneemt? Wie heeft zin om zo’n boek te lezen? We maken hier in het algemeen niet de “crisis van de constitutionele monarchie” mee, maar wel die van de taalnationalistische particratie en haar slaafse media.
LE ROI EN LIGNE DE MIRE
Nous y sommes habitués. Régulièrement, le Roi fait l’objet de tirs de barrage de la particratie. Ensuite, on annonce dans les médias qu’il existe des rumeurs selon lesquels Rue de la Loi l’appel à une monarchie cérémonielle se fait de plus en plus pressant. Une fois de plus, début mai 2011, c’était le cas. Dans un nouveau livre intitulé « Un roi sans pays », écrit par Martin Bruxant (La libre Belgique) et Steven Samyn (De Morgen), certains politiciens – inconnus cependant – parlent franc sur les discussions qu’ils ont eues avec le souverain au Palais royal.
Trois faits méritent l’attention : 1) le 16 juin 2010, le Roi aurait réprimandé Alexandre De Croo en raison du fait qu’il avait fait tomber le gouvernement, 2) le 8 octobre 2010, le Roi a chargé Bart De Wever d’une mission de rapprochement des sept partis à la table des négociations. De Wever avait reçu le titre de « clarificateur ». Le Chef de cabinet du Roi se serait suivant la rumeur, opposé au terme « Explorateur ». Selon le chef de Cabinet ce titre serait réservé à “des gens sérieux “. 3) Dans la matinée du 7 octobre 2010, toujours suivant la rumeur, le PS comme la N-VA proposaient de nouvelles élections pour sortir de l’impasse. Suite à cela, le Roi aurait déclaré : “Ils doivent se débrouiller. S’ils le veulent, ils peuvent négocier encore cinq mois [un regard prévoyant car nous sommes maintenant huit mois plus tard] mais jamais je ne prendrai la décision d’autoriser de nouvelles élections. Je ne le permettrai pas, c’est exclu. » (LLB, 5 mai 2011).
Le Palais a réagi à ces révélations par le communiqué suivant: “Le Palais Royal regrette que la discrétion concernant le « Colloque singulier » ne soit pas respectée. Cette discrétion a pour objectif de permettre au Chef de l’État d’exercer sa fonction. Certaines parties du livre contiennent des inexactitudes évidentes, en particulier sur les entretiens du 16 juin et du 8 octobre 2010 “. Ceci permet de déduire que la troisième allégation est véridique, c’est-à-dire que le Roi a rejeté l’hypothèse de nouvelles élections et pense que les politiciens doivent se tirer d’affaire seuls.
Un certain nombre de périodiques et de journaux néerlandophones ont répondu de façon indignée le 6 mai comme suit: « Des Rois qui s’opposent à des décisions démocratiques » écrivait Liesbeth Van Impe dans HNB, “creusent leur propre tombe“. Luc Standaert estimait dans HBVL: “en outre, ce n’est pas tellement le 7 octobre que le monarque est sorti de son rôle d’arbitre neutre, mais hier [le 5 mai, soit, jour du communiqué de presse]. Par cette communication, deux des trois déclarations sont confirmées et, la troisième allégation, suivant laquelle il ne permettrait jamais de nouvelles élections, est presque explicitement confirmée“. Selon Bart Sturtewagen (DS) c’est un “geste spectaculaire et sans inspiration“. Le commentateur conclut que chaque fois que les rois s’impliquent d’une telle façon, il en résulte une perte d’influence de la monarchie. Dans De Morgen, Wouter Verschelden jugeait que “plus que jamais” un débat de fond sur la monarchie “est justifié“.
Dans la même ligne, mais beaucoup plus dur, Wim Van De Velden faisait écho à cette critique dans De Tijd. Il pensait que le Roi et le PS conspiraient contre la N-VA. En outre, le rédacteur suggérait: « Cette crise politique prolongée est donc aussi une crise de la monarchie constitutionnelle. Le système de la monarchie héréditaire avec une monarchie parlementaire est pourri parce que les politiciens ne peuvent plus garder le silence et parce que le Roi est impliqué dans leur jeux et stratégies politiques. » En conséquence, le Roi ne devrait plus jouer qu’un rôle cérémoniel – un point de vue qui est aussi celui de Paul Geudens dans la « Gazet van Antwerpen ». Dans la même veine également, dans Knack, Rik Van Cauwelaert conclut son papier avec: “Vive la république” (en français !). Seul Het Laatste Nieuws (5/6 mai 2011) défendait la monarchie sous la signature de Luc Van der Kelen. Le rédacteur en chef a fait remarquer que le Roi n’avait rien fait d’autre que d’« exprimer sa pensée » et a souligné que l’agitation de la N-VA, qui vise essentiellement la destruction de la monarchie – un important symbole de l’unité du pays – contribue au renforcement du premier point de son programme et celui du Vlaams Belang (la scission de la Belgique). Un certain nombre de constitutionalistes pensent enfin que le Roi ne peut favoriser aucun parti et qu’il l’avait fait maintenant.
Or, toutes ces critiques antimonarchiques sont sans fondement :
1) Le Roi ne s’est opposé à aucune décision démocratique du Parlement. Il n’y n’avait aucune décision sur la table de dissoudre les chambres qui n’a pas été ratifié. Le Roi a tout simplement exprimé son opinion tenant compte de la faillite menaçante de la Belgique et donc l’intérêt du pays. Si le Roi avait dit qu’il ne voulait pas de nouvelles élections, il ne soutenait pas une exigence « flamande » ou « francophone », compte tenu du fait qu’il n’existe dans aucun groupe linguistique dans notre Parlement – et aussi, comme les sondages montrent parmi la population – en ce moment le désir de se rendre de nouveau aux urnes.
2) Le Roi ratifie les lois (art. 109). Cela signifie également que le Roi a le droit de ne pas les ratifier. Un précédent bien connu est celui d’octobre 1990 du Roi Baudouin et la loi sur l’avortement. Remarquons que le Roi n’avait pas opposé son veto mais avait évoqué une objection de conscience. Le gouvernement a bien perçu la notion d’objection de conscience et l’affaire a été élégamment résolue en déclarant que le Roi était dans l’impossibilité de régner (art. 93 Const. belge). Moins connu est que le veto royal a déjà été appliqué par le passé.
En 1842, la Chambre et le Sénat avaient approuvé une loi sur les droits d’accises. Le gouvernement n’était pas d’accord, croyant que la loi aurait l’effet inverse sur le Trésor (une perte d’environ 1 million de francs) et a suggéré au Roi de ne pas ratifier la loi. Le 8 octobre 1842, un arrêté royal était publié : «le projet de loi n’est pas ratifié». Le Parlement n’a pas réagi contre le droit de veto. Trois ans plus tard, une loi protectionniste n’était pas soumise au Roi pour ratification. La loi augmentait les droits à l’importation sur les céréales. La récolte de céréales avait été désastreuse et la famine menaçait. Ici le droit de veto était tacitement reconnu: le protectionnisme était dépassé par les faits, ce qui ne fut pas contesté par le Parlement. En 1884, le gouvernement libéral, juste avant les élections avait fait voter un certain nombre de lois, créant de nouveaux arrondissements électoraux pour obtenir (suivant leurs attentes) plus de votes. C’était une manœuvre politique. Mais en juin 1884, les libéraux perdaient les élections et le nouveau gouvernement catholique conseilla au Roi de ne pas la signer. Au Moniteur du 6 août 1884, nous pouvons lire: “après avis de notre Conseil des ministres et sur proposition du ministre de l’intérieur et de l’éducation, nous avons décidé de ne pas ratifier les lois“. En 1933, le Roi Albert aurait déclaré que les lois linguistiques conduiraient à une forme « déguisée » de séparation administrative (lire : le fédéralisme) et qu’une question de conscience “très sérieuse” lui serait posée. Le gouvernement a proposé des amendements à la loi pour rencontrer les arguments du Roi. Il n’a donc pas dû utiliser son droit de veto.
3) Dans certains des raisonnements ci-dessus, il y a un sophisme. Les politiciens découvrent la Couronne et donc la monarchie devrait donc être dépouillée de ses pouvoirs. Tout d’abord, ce qu’on appelle le «colloque singulier» n’est pas inscrit dans la Constitution ni dans aucune loi. Ce système est coutumier. Deuxièmement et c’est plus important, le Roi ne peut être tenu responsable des indiscrétions de politiciens qui violent sa confiance. Suivant ce raisonnement, ce seraient au contraire les pouvoirs des politiciens qui devraient être retirés.
4) Contrairement à ce qui est généralement reconnu, l’impartialité n’est pas la première tâche du Roi. Certes, Il doit être le Roi des Belges – et non celui de tel ou tel parti –, mais il doit aussi et surtout défendre l’unité de la Belgique. Le troisième alinéa de l’article 91 de la Constitution belge précise le serment royal: “Je jure d’observer la Constitution et les lois du peuple belge de préserver l’indépendance du pays et de maintenir l’intégrité du territoire.» Ce serment est prêté lors de l’ascension au trône devant les Chambres réunies. C’est seulement après qu’il peut prendre possession du trône (art. 91, deuxième alinéa). Il s’agit d’un contrat solennel entre le monarque et la Nation, qui est entériné par le Parlement qui détient tous les pouvoirs (art. 33). Conformément à la lettre et à l’esprit de la Constitution, le Roi est donc tenu de garantir l’indépendance de la Belgique. Il doit également préserver l’intégrité du territoire de la Belgique. Par conséquent, Il ne peut ni ne doit soutenir une politique qui soit directement ou indirectement favorable à la scission de la Belgique. Vu que la N-VA est un parti séparatiste, ce qui est déjà très corsé dans un pays fédéral, Il ne peut donc lui offrir les mêmes possibilités qu’à un parti non séparatiste.
5) Pour respecter son serment le Roi peut dire certaines choses et poser certains actes. En l’espèce, le Roi a agi de la manière qui lui semblait la plus conforme à son serment en menaçant de ne pas signer une loi. Comme indiqué au paragraphe 2, il y a également plusieurs cas dans lesquels le Roi a exercé un droit de veto ou peut l’exercer. Lorsque l’unité du pays est en danger, Il a le devoir d’exercer son droit de veto. Bien entendu, les nationalistes linguistiques de la N-VA attaquent systématiquement la monarchie. En effet, s’ils ne le faisaient pas, ils ne suivraient pas leur idéologie. Toutefois, l’idée que le Roi des Belges serait dans l’erreur est inepte et témoigne une fois de plus de la grande faiblesse intellectuelle des politiciens qui ne sont tout simplement pas capables de gérer un pays multilingue. On ne peut dire de même de nos six Rois (et du Régent, le Prince Charles, au milieu des années 1940), bien au contraire.
Enfin, nous remarquons que la presse ne monte pas au créneau contre les mensonges dans le livre. Quelle est donc la valeur d’un livre qui prend des mensonges pour la vérité ? En général, nous ne vivons pas la « crise de la monarchie constitutionnelle », mais bien celle de la particratie linguistico-nationaliste et de leurs médias serviles.
