«ACCORDS DE COOPERATION»: LE FEDERALISME DEMONTRE A NOUVEAU SA DANGEREUSE INUTILITE
Le 7 décembre 2012, les gouvernements surabondants que compte de notre pays ont conclu quelques accords de coopération à Namur. Parmi les plus débattus, il y a l’accord de coopération concernant la défédéralisation du Jardin botanique de Meise et l’accord culturel entre la communauté « flamande » et « française» ou la “Fédération Wallonie-Bruxelles” comme l’appelle depuis deux ans la particratie belge du sud du pays, bien que le terme soit systématiquement exclu dans le discours de la presse du nord du pays. Les médias du régime font l’éloge de ces accords. Mais des accords de coopération sont-ils si positifs ?
1) L’attribution du Jardin Botanique de Meise à la Région “flamande” résulte d’une décision prise dans le cadre de la cinquième « réforme de l’Etat » (2001). La mise en œuvre technique de cet accord très compliqué fut confiée aux gouvernements régionaux “flamand” et “francophone” mais des différences d’interprétation n’en avaient pas permis l’aboutissement. C’est pourquoi ce dossier dut être renégocié dans le cadre de la formation du gouvernement de 2010-2011 et être inclus dans la sixième réforme de l’Etat. Entretemps, le Jardin Botanique a dépéri pendant plus d’une décennie.
Le Jardin Botanique de Meise est devenu ainsi un symbole de la catastrophe du fédéralisme (voir notre texte de 2009 à ce sujet). Seules les serres seront de la compétence entière du gouvernement «flamand» tandis que la bibliothèque et l’herbarium restent au niveau fédéral, mais seront prêtés à la communauté « flamande ».
2) Fait intéressant : la communauté « française » obtient deux représentants au conseil d’administration du Jardin Botanique de Meise, ce qui est une atteinte au principe de la territorialité des communautés belges. En soi, ce n’est pas une mauvaise chose.
3) Contrairement à ce qu’on a pu lire partout dans les médias, la « Flandre » et la « Wallonie » (deux termes qui n’existent pas dans la Constitution) n’ont conclu aucun accord de coopération. Ces accords de coopération ont été conclus entre les régions « flamandes » et « wallonnes » pour ce qui concerne la gestion du Jardin Botanique et entre les communautés « flamande » et « française » pour la coopération culturelle.
4) Avant 1970, de tels accords n’étaient pas nécessaires parce que la Belgique était de iure et de facto un Etat unitaire. Le Jardin Botanique et la culture étaient des compétences nationales et cela a bien fonctionné pendant 140 ans. Par la suite, depuis 1970, par la scission des compétences culturelles, il devint juridiquement possible de conclure des accords culturels entre communautés « flamande » et « française » – car les communautés culturelles existaient déjà – et a fortiori depuis 1980, lorsque les communautés culturelles ont été transformées en « communautés ». Pourtant, cela a pris des décennies. Tout cela pour quelque chose qui peut être parfaitement réglé au niveau national, avec cette différence notable qu’un accord entre communautés linguistiques peut être conclu en une seule semaine au niveau national tandis qu’au niveau des entités fédérées, cela dure une éternité. L’absence de tutelle nationale ou de coordination nationale met une fois de plus en évidence un inconvénient majeur du fédéralisme : la perte de temps incroyable.
5) Même si un accord culturel en soi n’est pas mauvais – le secteur de la culture dans son ensemble est belge et probelge (ce qui incite à se demander quand un ministère belge de la culture verra enfin le jour) – celui-ci reste trop restreint. Ainsi, on révèle l’impossibilité persistante de créer des bibliothèques, des écoles et des centres culturels de la communauté “française” dans le nord du pays et inversément de la communauté “flamande” dans le sud du pays. Cette interdiction vaut aussi pour les communes à facilités où parfois 80% de la population parlent une autre langue que la langue officielle de la région linguistique.
6) De plus, de tels accords de coopération dans un pays fédéral comme la Belgique où il n’existe pas de hiérarchie des normes, sapent l’Etat même. Aucun citoyen ne peut en effet directement ou indirectement (via le Parlement) sanctionner les décisions de ces conférences intergouvernementales. Ces organes de consultation, ne peuvent pas – contrairement aux gouvernements – être renversés : ils présentent le caractère d’une conférence diplomatique. Leurs décisions sont à prendre ou à laisser et ne sont pas modifiables. Seule une résiliation unilatérale ou la renégociation peut apporter des modifications à ces accords.
Les accords de coopération sans contrôle fédéral forment un mécanisme confédéral. L’intérêt général est en effet subordonné aux caprices des gouvernements des entités fédérées. Le résultat – un accord de coopération (unilatéralement révocable) – est considéré comme positif par les médias et les « éditorialistes », ce qui rend le tout encore plus dangereux. Quiconque trouve que les accords de coopération entre une «Flandre» et une «Wallonie» constituent une avancée reconnaît implicitement qu’il est préférable que ces entités se comportent les unes envers les autres en tant qu’Etats indépendants, tels que la France et l’Espagne aujourd’hui.
Le «fédéralisme de coopération» ouvre ainsi la voie au séparatisme, ce que 80% des Belges ne souhaitent pas.
“SAMENWERKINGSAKKOORDEN”: FEDERALISME BEWIJST OPNIEUW GEVAARLIJKE ZINLOOSHEID
Op 7 december 2012 sloten enkele regeringen die ons land “rijk” is een aantal samenwerkingsakkoorden in Namen. De meest besproken daarvan zijn het samenwerkingsakkoord m.b.t. de defederalisering van de Plantentuin van Meise en het culturele akkoord tussen de “Vlaamse” en de “Franse” gemeenschap of de “federatie Wallonië-Brussel” zoals de Zuid-Belgische particratie deze laatste sinds twee jaar noemt hoewel de term systematisch geweerd wordt in de Noord-Belgische media. De regimemedia in noord en zuid juichten deze akkoorden toe als een goede zaak. Maar zijn samenwerkingsakkoorden wel zo positief?
1) De toewijzing van de Plantentuin van Meise aan het “Vlaams” gewest is een beslissing die in het kader van de vijfde “staatshervorming” (2001) werd genomen. Daarna werd de technische uitwerking ervan toevertrouwd aan de “Vlaamse” en “Waalse” gewestregering, maar die kwamen, omwille van interpretatieverschillen, niet tot uitvoering van hun zeer ingewikkeld akkoord. Daarom werd de overheveling ervan tijdens de federale regeringsvorming van 2010-11 opnieuw onderhandeld en opgenomen in de “zesde staatshervorming”. Ondertussen verkommerde de Plantentuin gedurende meer dan een decennium.
De Plantentuin van Meise werd zo een symbool van de federalistische ramp (zie onze tekst uit 2009 hieromtrent). Enkel de serres worden een volledige bevoegdheid van de “Vlaamse” regering. De bibliotheek en het herbarium blijven federaal, maar worden in bruikleen gegeven.
2) Interessant is wel dat de “Franse” gemeenschap in de raad van bestuur van de Plantentuin van Meise twee afgevaardigden krijgt, hetgeen het territorialiteitsbeginsel van de Belgische “gemeenschappen” aantast, wat op zich al bij al geen slechte zaak is.
3) In tegenstelling tot wat men overal in de media kon lezen hebben “Vlaanderen” en “Wallonië” (twee termen die niet eens in de grondwet staan) geen enkel samenwerkingsakkoord gesloten. De samenwerkingsakkoorden werden gesloten door het “Vlaams” en het “Waals” gewest voor wat de Plantentuin betreft en tussen de “Vlaamse” en de “Franse” gemeenschap voor wat het culturele akkoord betreft.
4) Vóór 1970 waren zulke akkoorden niet nodig omdat België de iure en de facto een unitaire staat was. De plantentuin en de cultuur waren gewoon nationaal en dat heeft 140 jaar goed gewerkt. Anderzijds kon het culturele akkoord tussen de “Vlaamse” en de “Franse” gemeenschap reeds in 1970 worden gesloten – want zolang bestaan de cultuurgemeenschappen al – of in 1980 toen de cultuurgemeenschappen werden omgevormd tot “gemeenschappen”. Maar het duurde decennia. En dat alles voor iets wat perfect op nationaal niveau kan geregeld worden, met dat verschil dat een akkoord tussen taalgemeenschappen daar op één week kan worden gesloten i.p.v na een eeuwigheid wachten. Het gebrek aan nationale voogdij of nationale coördinatie zet hier nogmaals een heel belangrijk nadeel van het federalisme in de verf: het tijdverspillend karakter ervan.
5) Hoewel een cultureel akkoord op zich niet slecht is – de hele cultuursector is immers Belgisch en Belgischgezind (waardoor men zich overigens kan afvragen wanneer men eindelijk opnieuw een Belgisch ministerie van cultuur gaat heroprichten) – schiet dit akkoord toch tekort. Zo zal de “Franse” gemeenschap in het noorden van België – en omgekeerd de “Vlaamse” gemeenschap in het zuiden – nog steeds niet in staat zijn om bibliotheken, scholen en culturele centra op te richten. Dit geldt zelfs voor faciliteitengemeenten waar soms 80% van de inwoners een andere taal spreekt dan die van het officiële taalgebied.
6) Meer ten gronde ondergraven samenwerkingsakkoorden in een federaal land zonder normenhiërarchie zoals België de staat zelf. Geen enkele burger kan immers rechtstreeks of onrechtstreeks (via een parlement) de besluiten van intergouvernementele conferenties afstraffen. De overlegorganen kunnen – i.t.t. regeringen – niet ten val worden gebracht: ze hebben het karakter van een diplomatieke conferentie. Hun beslissingen zijn te nemen of te laten en derhalve niet amendeerbaar. Alleen een eenzijdige opzegging of een nieuwe onderhandeling kan wijzigingen aan die akkoorden aanbrengen.
Samenwerkingsakkoorden zonder federale controle vormen dan ook een confederaal mechanisme. Het algemeen belang wordt immers ondergeschikt gemaakt aan de grillen van de regeringen van deelstaten. Het resultaat – een (eenzijdig opzegbaar) samenwerkingsakkoord – wordt door de media en de zogenaamde “opiniemakers” als positief beschouwd, wat alles des te gevaarlijker maakt. Wie samenwerkingsakkoorden tussen een “Vlaanderen” en een “Wallonië” immers goed vindt, erkent impliciet dat het beter is dat deze entiteiten zich t.o.v. elkaar gedragen als onafhankelijke staten, zoals bv. Frankrijk en Spanje vandaag.
Het “samenwerkingsfederalisme” plaveit dus de weg voor het separatisme, dat 80% van de Belgen niet willen.
