LA SCISSION DES ALLOCATIONS FAMILIALES CREE DE NOUVELLES INEGALITES
La particratie a décidé de scinder les allocations familiales, une partie de la sécurité sociale belge, en 2013 lors de la sixième ( !) réforme de l’Etat. Ce que les socialistes trouvaient encore inacceptable quelques années auparavant a été approuvé sans broncher par eux. Le B.U.B. considère le résultat comme désastreux.
Par cette scission, les enfants belges ne sont plus égaux devant la loi. Tandis que la mère du premier, deuxième et troisième enfant belge reçoit aujourd’hui dans tout le pays respectivement 93 €, 173 € et 259 € par mois à titre d’allocations familiales, ces montants différeront bientôt selon la région dans laquelle l’enfant est domicilié. En région ‘flamande’, le montant sera de 160 € pour chaque enfant. En région « wallonne », chaque enfant donnera droit à une allocation de 155 €. A Bruxelles, la décision doit encore être prise. En communauté germanophone, le montant sera 148 € par enfant.
En principe, la compétence est attribuée aux trois communautés. Cependant, à Bruxelles, c’est la COCOM (rassemblant les membres des deux communautés linguistiques) qui est compétente. La Commission communautaire ”flamande” (VGC) et son pendant francophone, la COCOF, ne le sont pas. Vu que la COCOM est constituée des membres du parlement bruxellois, il en résulte que dans les faits, c’est la région bruxelloise qui est compétente. Ainsi, la communauté dite ”flamande” et la communauté ”francophone” ne peuvent exercer leur compétence que respectivement en région ”flamande” et en région ”wallonne”, à l’exception toutefois de la communauté germanophone.
La répartition de cette compétence est donc en soi kafkaïenne parce que selon la philosophie politico-communautaire de la particratie, cette compétence liée aux personnes devrait être une matière communautaire tandis qu’en réalité, ce n’est pas le cas sauf en communauté germanophone… Il n’y aura donc pas d’allocations familiales soi-disant ”flamandes” ou francophones puisque la législation à Bruxelles est différente. Il s’ensuit que même les enfants appartenant à la même communauté linguistique ne seront plus égaux devant la loi.
Certes, le fait de traiter chaque enfant sur pied d’égalité indépendamment de son ordre de naissance et d’accorder donc le même montant aux parents pour chaque enfant est une bonne chose (en tout cas du point de vue de l’égalité, non du point de vue d’une politique favorisant les naissances au sein d’une famille), mais la réforme créé une inégalité à deux autres niveaux. Le premier est donc la discrimination entre enfants belges du nord, du centre et du sud du pays. Mais il y a aussi une autre discrimination, celle-ci pouvant être soumise à la Cour constitutionnelle : les enfants nés avant le 1er janvier 2019, date où la scission entre en vigueur, resteront dans l’ancien système, et ceux nés à partir de cette date tomberont dans le nouveau système. Cela crée surtout une inégalité dans le chef du premier et du troisième enfant. Les parents dont le premier enfant est né avant le 1er janvier 2019 et le troisième à partir de la même date y perdront beaucoup d’argent. Le Conseil d’Etat a déjà averti le gouvernement « flamand » fin 2017 de la discrimination qui est la conséquence de ce nouveau système. Mais ce gouvernement n’a rien modifié. En région « wallonne », la discrimination entre enfants nés avant ou après le 1er février 2019 est similaire.
Par la baisse des allocations familiales pour la deuxième et la troisième naissance, on peut voir aussi dans ces nouvelles législations une volonté de faire des économies, ce qui a pour conséquence un appauvrissement des familles comptant 3 enfants ou plus. Ce n’est pas vraiment une politique en faveur des enfants ! Et le B.U.B. ne comprend pas du tout, sauf pour des raisons bêtement nationalistes, qu’un enfant à Anvers doit être traité différemment qu’un enfant à Liège, Bruxelles ou Eupen.
Le B.U.B. suivra la situation attentivement tout en continuant à dénoncer la discrimination entre enfants belges. Nous voulons des allocations familiales égales pour tous les enfants belges quelle que soit la région dans laquelle ils habitent et quelle que soit leur date de naissance.
SPLITSING KINDERBIJSLAGEN CREEERT NIEUWE ONGELIJKHEID
De particratie heeft in 2013, bij de zesde (!) staatshervorming beslist de kinderbijslagen, een deel van de Belgische sociale zekerheid, te splitsen. Wat de socialisten enkele jaren tevoren nog onaanvaardbaar vonden werd zonder verpinken door hen goedgekeurd. De B.U.B. beschouwt het resultaat als desastreus.
Door deze splitsing zijn de Belgische kinderen niet meer gelijk voor de wet. De moeder van het eerste, tweede en derde Belgisch kind ontvangt vandaag in heel het land maandelijks respectievelijk 93 €, 173 € en 259 € kinderbijslag. Binnenkort zullen die bedragen echter verschillen volgens het gewest waar het kind gedomicilieerd is. In het “Vlaams” gewest zal het bedrag 160 € bedragen voor elk kind. In het “Waals” gewest zal elk kind recht geven op 155 €. In Brussel moet de beslissing nog genomen worden. In de Duitstalige gemeenschap zal het 148 € per kind zijn.
In principe, wordt de bevoegdheid aan de drie gemeenschappen toegewezen. Echter, in Brussel is de GGC (die de twee gemeenschappen samenbrengt) bevoegd. Noch de ”Vlaamse gemeenschapscommissie (VGC), noch de Franstalige tegenhanger ervan (COCOF) zijn bevoegd. Daar de GGC samengesteld is uit leden van het Brussels parlement, vloeit hieruit voort dat de facto het Brussels gewest bevoegd is. Zodus kunnen zowel de zogezegd ”Vlaamse” als de ”Franse” gemeenschap hun bevoegdheid enkel uitoefenen in het ”Vlaams” en het ”Waals” gewest, met uitzondering van de Duitstalige gemeenschap.
De bevoegdheidsverdeling is dan ook op zichzelf al kafkaiaans want volgens de politiek-communautaire gedachtengang van de particratie zou deze persoonsgebonden bevoegdheid een gemeenschapsmaterie moeten zijn terwijl dat alleen zo is in de Duitstalige gemeenschap… Er zijn dus eigenlijk geen zogenaamd ”Vlaamse“ of Franstalige kinderbijslagen aangezien in Brussel een andere wetgeving zal gelden. Hieruit volgt dat zelfs kinderen die tot dezelfde gemeenschap behoren niet meer gelijk zullen zijn voor de wet.
Het feit van elk kind gelijk te behandelen ongeacht zijn volgorde van geboorte en dus hetzelfde bedrag aan de ouders voor elk kind goed te kennen is een goede zaak (althans vanuit een oogpunt van gelijkheid, niet vanuit een oogpunt van aanmoediging van kindrijke gezinnen), maar de hervorming creëert een ongelijkheid op twee andere vlakken. Het eerste is dus de discriminatie tussen Belgische kinderen van het noorden, het centrum en het zuiden van het land. Maar er is ook een andere discriminatie die aan het grondwettelijk hof kan voorgelegd worden: kinderen geboren vóór 1 januari 2019, datum waarop de splitsing in werking treedt, zullen in het oud systeem blijven, en zij die geboren worden vanaf die datum zullen in het nieuw systeem vallen. Dat creëert vooral een ongelijkheid wat het eerste en derde kind betreft. De ouders van wie het eerste kind geboren is vóór 1 januari 2019 en het derde vanaf dezelfde datum zullen veel geld verliezen. De Raad van State heeft de “Vlaamse” regering al eind 2017 voor de discriminatie die het gevolg is van dit nieuwe systeem gewaarschuwd. Maar de regering heeft niets gewijzigd. In het “Waals” gewest is de discriminatie tussen kinderen geboren vóór of na 1 februari 2019 gelijkaardig.
Door de daling van de kinderbijslagen voor de tweede en de derde geboorte kan men in die nieuwe wetgevingen ook een wens zien om te besparen, wat als gevolg heeft dat de families met drie kinderen of meer verarmen. Dat is niet bepaald een kindvriendelijke politiek ! En de B.U.B. begrijpt ook niet – tenzij om domme nationalistische redenen – dat een kind in Antwerpen anders moet behandeld worden dan een kind in Luik, Brussel of Eupen.
De B.U.B. zal de situatie op de voet volgen en de discriminatie tussen Belgische kinderen verder blijven aanklagen. Wij willen gelijke kinderbijslagen voor alle Belgische kinderen welke ook de regio is waarin ze wonen en wat ook hun geboortedatum is.
