Inleiding
De psychiatrie, antropologie en sociale wetenschappen hebben zich deccenialang beziggehouden met het duiden van aberrant gedrag in de samenleving om achteraf te kunnen « socialiseren ». Sommigen menen zelfs dat de samenleving door sociale conflicten (gender, arbeid, discriminatie…) vooruitgaat. Soms wordt wat vroeger beschouwd werd als abnormaal zijnde in de samenleving, thans als normaal aanvaard, denken we maar aan homofilie. Dat is een vrij natuurlijke evolutie die ook steunt op de bewustwording dat oude dogmata kunnen gebroken worden. Historische ontwikkeling De mens op zichzelf is sedert het begin der tijden een tweeledig wezen. Enerzijds is hij gericht op zichzelf, anderzijds op de ander. Een meer autocentrisch gedrag geeft vaak aanleiding tot psychologische moeilijkheden op micro-schaal, denken we maar aan narcisme. In groepsverband wordt deze zelf-gerichtheid uitvergroot. Enerzijds moet de mens (gedwongen) samenwerken in verbanden, anderzijds wil hij “ergens bij horen”. We kunnen echter vaststellen dat gedurende heel de geschiedenis het groepsgedrag bij de mens, en zeker naarmate hij meer afhankelijk was of is van (natuurlijke) hulpbronnen zich agressief ging opstellen. In de prehistorie uitte dit zich in stammentwisten om meer voeding, tijdens de Antieke Oudheid vergaarden Rijken (organisaties van mensen) fortuinen om andere “staten” te vernietigen of om hun eigen productie op peil te houden. Steeds werd daarin de mens tegen de mens geplaatst, wat op zich een afwijking is van het animale gedrag (dieren zullen elkaar nooit aanvallen). Maar al deze oorlogen of conflicten, ook in de middeleeuwen hadden min of meer rationele doeleinden, ondanks hun wreedheid. Ontwikkeling van (volks)nationalisme en radicalisering Toen de moderne natiestaten opkwamen in de 18e en in de 19e eeuw werd het gezag gecentraliseerd. En waar bevolkingsgroepen voordien trouw waren aan Vorst of dorpsgemeenschap werden ze nu burgers van staten. Het nationalisme van de 19e eeuw was een noodzakelijke component gebleken in de opbouw van de naties die na de revoluties van 1848 Europa zouden bepalen. Eens deze revoluties afgesloten en de staten gevormd richtte men zich op imperialisme en kolonialisme. In die zin was de uitlaatklep van de menselijke beschaving (…) gedurende een zekere tijd het poneren van de eigen superioriteit tegenover de anderen in de vorm van gebiedsonderwerping op vreemde continenten, voor wat Europa betreft. Tegelijkertijd echter ontwikkelde zich, vaak, zeer vaak, los van de staten een abstruus volksnationalisme, gevoed door denkers als Herder en Grimm. Over de aard van dit nationalisme op macroniveau zijn vele werken geschreven. M. Hoch betoogt dat een kleine bovengroep van filologen eerst aan taalonderzoek ging doen om daarna de massa’s bewust te maken van hun volkseigenheid. Op den duur zou dit besef in de bredere lagen van de bevolking doordringen. Het essentiële wat een volk typeert is niet zozeer een gedeelde geschiedenis, of een geheel aan gedeelde normen en waarden, maar wel de taal. Volksbesef werd en wordt gereduceerd tot een louter besef van taal (“de tael is gansch het volk”). Dit kon soms lonend zijn in landen waarin talen achteruitgesteld waren, maar was zeer streng vermengd met de Romantiek. De romantische denkers betogen dat de waarheid ligt in het verleden, in een geïdealiseerde wereld die natuurlijk nooit heeft bestaan. Conservatisme gaat hand in hand met deze beweging, immers in het verleden waren- zogezegd!- (uitgebreide) families de basis van de geordende samenleving, voor Kerk en God. In een snel veranderende, geïndustrialiseerde maatschappij konden velen de geest des tijds niet meer bijhouden en verlangden ze naar normen en stabiliteit. Terwijl in het begin van de 20e eeuw marxisten een klassenstrijd predikten, hadden de corporatisten en de Völkischer denkers het over de eer en de glorie van de Natie, die de weerspiegeling was van het harmonische gezin met zijn deelcomponenten. Niet het individu telde, maar wel de gemeenschap. Wereldoorlog I en het interbellum Dit opgeklopt nationalisme zette samen met economische en geo-politieke factoren aan tot menig conflict, waarvan WO I met zijn hysterische vreugde-uitbarstingen in augustus 1914 het meest kenmerkende was. Hoe moeten we dit nu vanuit individueel standpunt begrijpen? Allereerst waren niet alle mensen in dit denken verzeild geraakt, feministische kringen hebben terecht aangetoond dat de historische breuklijnen niet noodzakelijk samenvallen met die van de vrouwelijke bevolking. Het was vooral de man, die- geheel conform het patriarchaal gezinstype- de toon aangaf. Wat in hogere kringen leefde sijpelde maar bij mondjesmaat door, maar de essentie, de klemtoon op “eigenheid” bleef veelal bewaard. De koppeling aan religie is ook niet te onderschatten. Vreemde dingen: atheïsme, communisme en migratiefluxen (in beide richtingen) zorgen voor een tendens tot zelfbescherming. Laten we niet vergeten dat in het begin van de eeuw meer bepaald anti-semitisme, gewoon racisme dus, vaak als normaal beschouwd werd. De Grote Oorlog deed dan wel de oude orde definitief instorten maar versterkte-paradoxaal genoeg- het volksnationalisme. Tegen de achtergrond van een totaal ontwrichte maatschappij gingen mensen steeds meer op zoek naar een heil dat niet van deze aarde was. En waar vroeger de Kerk een redmiddel was, had zij nu haar maatschappelijke onderbouw grotendeels verloren. Totalitaire regimes rezen als paddestoelen uit de grond. Extreem nationalisme werd gekoppeld aan ultra-racisme, vaak nog kracht bijgezet door een pseudo-wetenschappelijk discours. In de meest onstabiele maatschappijen zocht de mens zijn toevlucht tot grote bewegingen. In Duitsland was dat óf het communisme, dat een beroep deed op “klassebewustzijn”, óf het nazisme dat de superioriteit van het eigen ras verheerlijkte. In zo’n bewegingen verliest het individu zijn eigenwaarde, maar wint er moreel aan kracht bij. Als rader in het geheel voelt hij zich nuttig en veilig. Labiele personen, langdurig werklozen, mensen in kwetsbare beroepssectoren,verpauperden waren dan ook bij de eersten die zich aansloten bij deze beweging. Het aspect van één-en-ondeelbaarheid mag niet onderschat worden: De nazi, of later, volksnationalist is- ook al weet hij het niet- dermate gedepersonaliseerd dat hij niet meer weet dat hij een sociaal deviant is. Na WO II Na WO II en zijn letterlijk onvoorstelbare gruwelen leek het fascisme, en daarmee uiterst-rechts dat sedert 1918 de motor was geweest van deze geestestroming dood. Maar in de welvaartsstaat die zich gedurende de jaren ’50 en ’60 ontwikkelde kon ze terugkomen. Nu echter was, behoudens uitzonderingen, het discours drastisch veranderd. Het racisme (biologisch of cultureel) werd overboord geworpen voor een retoriek die “eigenheid en daardoor veiligheid” beklemtoonde. De theorie is uiterst simpel en daarom ook zo aanlokkelijk: Wanneer men de samenleving zo eenvoudig mogelijk opbouwt komt men automatisch tot harmonie. Dit conservatief denken was uiteraard overgeleverd uit de 19e eeuw, maar dat werd niet meer in zoveel woorden gezegd. De familiale component manifesteerde zich thans ook door de “overerfelijkheid” van het gedachtegoed. Vele families waren betrokken geweest bij de collaboratie, vele volksnationalisten van nu (de meesten) zijn dan ook van jongsafaan blootgesteld aan deze invloed. Het fatsoenerend taalgebruik lokt(e) ook vele racisten aan, die- soms bij gebrek aan beter- mee zouden heulen met de strapatsen van deze of gene beweging. Een nieuwe invulling De immigratiebeweging, gekoppeld aan de dalende economische conjunctuur vanaf 1973 zorgde, ook op partijpolitiek vlak- het politieke forum van dit aberrant denken- voor een verdere radicalisering. Typerend voor zo’n partij is in ons land het rechts-conservatieve Vlaams Blok, een –in wezen- fascistische partij die zich verburgerlijkt heeft om haar electoraat te verruimen. De kracht van wat deze partij beweert ligt in twee zaken: haar tegenstellingen die met elkaar gerijmd worden en haar extreem simplifiërende voorstelling van zaken. Voor het Vlaams Blok is de maatschappij opgebouwd uit de “have’s” en de “have-not’s”. Deze laatste categorie wordt geassocieerd met het “volk” dat door het “régime” wordt onderdrukt. Vanuit die theorie is alles mogelijk. Zo zijn de voorstanders van verdraagzaamheid mutatis mutandis de katalysatoren van onverdraagzaamheid. Zij zorgen er immers voor dat “volkeren” (Vlamingen en Walen,Vlamingen en Marrokanen) binnen één grens blijven samenleven en dat is de stof tot conflicten. Dit alles kan natuurlijk worden samengevat onder één noemer: leugens, maar het opgepoetste woordgebruik plaatst net de volksnationalisten in een slachtofferrol. Een voorbeeld ervan is het waanbeeld dat de “media” die het “régime” ondersteunt volksnationalisten zou doodzwijgen. Voor ons land is dit het zogenaamde francofiel-belgicistisch-links complot (vgl. Joods-kapitalistisch-communistisch). Deze trits heeft gemeen dat het tégen het “volk” gericht is. Menig individu, verweesd achterblijvend in een complexe maatschappij, vaak van arbeidersafkomst voelt zich hier spontaan toe aangetrokken. Zo wordt “de socialist” “blokker”. Het is slechts een overgang, zij het radicaler naar vormen van intens groepsgevoel. Een geblokkeerde persoonsremming speelt hierin ook een rol. Vaak gaat het om mensen met problemen, seksuele afwijking, of zij die maatschappelijk aan de kant geschoven zijn… Ook op het gewone partijpolitieke forum worden zij gerecupereerd, omdat men daar beseft dat er veel macht te winnen is bij een agressief discours, in welke vorm dan ook. Maar niet alleen lagere bevolkingsklassen voelen zich aangetrokken tot dit perfide denken. Vaak gaat het om intelligente mensen, die uit “goede wil handelend” de gemeenschap van dienst willen zijn, vaak ook om intellectuelen- de gevaarlijksten- die om redenen van persoonlijke frustratie zich een uitgebreid pseudo-wetenschappelijk discours gaan opbouwen. Merkwaardig genoeg is ondanks de informatiemaatschappij de individuele drang tot assertieve zelfbevestiging in een-bij voorkeur- homogene groep niet op achteruitgegaan, wel integendeel. Misschien ligt de oorzaak wel bij de “verloedering/mondialisering” van de maatschappij, die in veler ogen bedreigend is. De eigen regio is dan een simpel bindmiddel gekoppeld aan de destructie van bestaande structuren. Niks nieuws onder de zon? |