Foto, Image, Bild: Het Paleis van de markies van Assche, zetel van de Raad van State; Le palais du marquis d’Assche, siège du Conseil d’Etat; Der Palast des Marquis d’Assche, Sitz des Staatsrats (Bron – Source – Quelle: wikipedia.org, fotograaf, photographe, Fotograf: onbekend met vermelding; inconnu, avec mention; nicht bekannt mit Angabe: “User:Ben2 – Travail personnel (selfmade)“)
DE PARTICRATIE HEEFT DE DEMOCRATIE GEDOOD
Op 1 april 2003 – twintig jaar geleden dus – ontzegde de Raad van State, de hoogste administratieve rechtsmacht van België, de B.U.B. de toegang tot de zogenaamde openbare media. Deze beslissing stond haaks op de principes van een democratische rechtsstaat. Twee decennia later blijft het particratische monopolie in de audiovisuele media onaangetast.
In een zaak die de B.U.B. tegen de RTBF – d.w.z. de zogezegd “openbare” Franstalige media – instelde, oordeelde de Raad van State in een arrest van 1 april 2003 dat het verzoek van de B.U.B. om tijdens de verkiezingsperiode toegang te krijgen tot de media ongegrond was.
De toen pas opgerichte B.U.B. had zich middels de Raad van State tot de RTBF gericht om een substantiële toegang tot de media te bekomen gedurende de verkiezingsperiode. Dit relatief bescheiden verzoek werd door de Raad echter verworpen met de volgende hallucinante motivering:
“dat omwille van het over het algemeen bescheiden karakter van de waargenomen stemverschuivingen van de ene verkiezing tot de andere, wat tot gevolg heeft dat het waarschijnlijk is dat de in het parlement vertegenwoordigde partijen de stemmen van een belangrijk aantal kiezers zullen blijven aantrekken en dat dus de verkiezingsuitzendingen waaraan die partijen deelnemen, meer aandacht zouden krijgen dan die waaraan enkel vertegenwoordigers van nog niet vertegenwoordigde partijen deelnemen. Dat het ook waarschijnlijk is dat deze partijen slechts een bescheiden aantal stemmen behalen en dat hun deelname aan verkiezingsuitzendingen minder belangstelling opwekt. Bijgevolg lijken de in het kiesreglement [van de openbare omroep] vermelde regels evenredig met hun doelstelling;”
Het gaat hier om een opeenvolging van niet bewezen veronderstellingen.
Het feit dat de Raad van State, de hoogste administratieve rechtsmacht van België, van mening is dat de verkiezingen waarschijnlijk telkens de macht van de particratie bevestigen, is verontrustend. Bovendien wordt eraan toegevoegd dat de nieuwe partijen automatisch “minder belangstelling wekken” dan de traditionele partijen. Dit is een niet-bewezen en hoogst betwistbare uitspraak gelet op bijvoorbeeld het huidige succes van de PVDA-PTB na niet minder dan 50 jaar (!) politieke actie. Onthutsend is ook de aanname dat verkiezingen slechts kleine stemverschuivingen zouden teweegbrengen. Nochtans hadden in 2003 partijen die geen deel uitmaakten van de drie “traditionele” politieke families samen 24 van de 150 zetels in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. In 2014 bedroeg dit aantal 53 en in 2019 65. Hoort dit ook bij die zogenaamde “kleine stemverschuivingen”?
Zulke beslissing toont duidelijk aan dat het huidige systeem zo goed als vergrendeld is en dat de democratie slechts een schouwtoneel is.
Deze situatie is in strijd met artikel 3 van het eerste protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), dat de ondertekenende staten – en dus ook België – verplicht vrije en eerlijke verkiezingen te organiseren.
In België faalt het verkiezingssysteem: de buitenissige financiering van de politieke partijen (75 miljoen euro per jaar, De Tijd, 26 oktober 2022), gevoegd bij de uiterst ongelijke mediatoegang voor politieke partijen illustreren dit erg mooi. We herinneren eraan dat de B.U.B. deelnam aan de verkiezingen van 2003, 2004, 2007, 2009, 2010, 2012, 2014 en 2019 en desondanks op al die tijd in de audiovisuele media minder aan bod kwam dan de separatisten van de N-VA op een enkele halve dag.
De voorrang die aan de gevestigde partijen – waaronder de openlijk anti-Belgische formaties – gegeven wordt, is quasi absoluut. De media laten nieuwe partijen volledig links liggen. We weten bovendien niet of de kiesverrichtingen zelf eerlijk verlopen, wat onmogelijk te controleren is in het geval van elektronisch stemmen, maar we weten wel dat de pre-electorale periode doortrokken is van zoveel ongelijkheden dat de stemming zelf noodzakelijkerwijs een farce is. In een dergelijk systeem is het legitiem om niet te gaan stemmen, zelfs als er een opkomstplicht bestaat.
We herinneren eraan dat het unitarisme, waarvan de B.U.B. de enige politieke spreekbuis is, de grootste stroming in België is. Anders gezegd: aan miljoenen Belgen wordt moedwillig het zwijgen opgelegd. Maar de vertegenwoordigers van het separatisme dat maar door hoogstens 10% van de Belgen gewild wordt, worden dagelijks wel een massale media-aandacht toebedeeld.
De B.U.B. zal hoe dan ook blijven ijveren voor een vrij verkeer van ideeën via de media en het organiseren van transparante en vrije verkiezingen, die door een op te richten verkiezingscommissie kunnen gecontroleerd worden. Partijen moeten in gelijke mate aan bod kunnen komen in de media en minstens moeten nieuwe partijen over een redelijke media-aandacht kunnen beschikken. Ook moet de partijfinanciering worden afgeschaft (zeker voor anti-Belgische partijen), minstens tot aanvaardbare proporties worden herleid.
LA PARTICRATIE A TUÉ LA DÉMOCRATIE
Le 1er avril 2003 – il y a donc vingt ans – le Conseil d’Etat, la plus haute juridiction administrative belge, a refusé au B.U.B. l’accès aux médias dits publics. Cette décision était contraire aux principes d’un État de droit démocratique. Deux décennies plus tard, le monopole particratique sur les médias audiovisuels reste intact.
Dans une affaire opposant le B.U.B. à la RTBF – c’est-à-dire aux médias francophones prétendument “publics” – le Conseil d’État a jugé, dans un arrêt du 1er avril 2003, que la demande d’accès aux médias présentée par le B.U.B. pendant la période électorale n’était pas fondée.
Le B.U.B., alors nouvellement créé, s’était adressé à la RTBF par l’intermédiaire du Conseil d’État pour obtenir un accès substantiel aux médias pendant la période électorale. Cette demande relativement modeste a cependant été rejetée par le Conseil avec la justification hallucinante suivante :
“qu’en raison de la nature généralement modeste des changements de vote observés d’une élection à l’autre, il est probable que les partis représentés au Parlement continueront d’attirer les voix d’un nombre important d’électeurs et que, par conséquent, les émissions électorales auxquelles ces partis participent attireront plus d’attention que celles auxquelles ne participent que des représentants de partis non encore représentés. Il est également probable que ces partis n’attireraient qu’un nombre modeste de voix et que leur participation aux émissions électorales susciterait moins d’intérêt. Par conséquent, les règles énoncées dans le règlement électoral [de la radiodiffusion publique] semblent proportionnées à leur objectif ;”.
Il s’agit d’une succession d’hypothèses non prouvées.
Le fait que le Conseil d’État, la plus haute juridiction administrative de Belgique, estime que les élections sont susceptibles de confirmer à chaque fois le pouvoir de la particratie est inquiétant. Elle ajoute que les nouveaux partis “suscitent automatiquement moins d’intérêt” que les partis traditionnels. Il s’agit d’une affirmation non prouvée et très discutable si l’on considère, par exemple, le succès actuel du PVDA-PTB après pas moins de 50 ans ( !) d’action politique. L’hypothèse selon laquelle les élections n’entraîneraient que des changements mineurs dans les votes est également déconcertante. Or, en 2003, les partis n’appartenant pas aux trois familles politiques “traditionnelles” disposaient ensemble de 24 des 150 sièges de la Chambre des représentants. En 2014, ils étaient 53 et en 2019, 65. Cela fait-il également partie de la prétendue “nature généralement modeste des changement de vote observés” ?
Une telle décision montre clairement que le système actuel est aussi bon que verrouillé et que la démocratie n’est qu’un spectacle.
Cette situation est contraire à l’article 3 de premier protocole de la Convention européenne des droits de l’Homme (CEDH) qui oblige les Etats signataires – dont la Belgique – à organiser des élections libres et honnêtes.
En Belgique, le système électoral est pipé : le subventionnement extravagant des partis politiques (75 millions d’euros par an, De Tijd, 26 octobre 2022) et l’accès extrêmement inégal des partis politiques aux médias l’illustrent à merveille. Rappelons que le B.U.B. a participé aux élections de 2003, 2004, 2007, 2009, 2010, 2012, 2014 et 2019 et qu’il a pourtant été moins couvert par les médias audiovisuels à toutes ces occasions que les séparatistes de la N-VA en une seule demi-journée.
Tous deux donnent la priorité absolue aux partis établis et ignorent complètement les nouveaux partis. On ne sait pas si les opérations électorales en soi se déroulent de façon honnête, ce qui est impossible à contrôler en cas de vote électronique, mais on sait que la période pré-électorale est truffée de tant d’inégalités que le scrutin en soi est nécessairement une mascarade. Dans un système pareil, il est légitime de ne pas aller voter, même en présence d’une obligation de vote.
La priorité accordée aux partis établis – y compris les formations ouvertement anti-belges – est quasi-absolue. Les médias ignorent totalement les nouveaux partis. Par ailleurs, on ne sait pas si les opérations électorales elles-mêmes sont équitables, ce qui est impossible à vérifier dans le cas du vote électronique, mais on sait que la période pré-électorale est truffée de tant d’inégalités que le vote lui-même est nécessairement une farce. Dans un tel système, il est légitime de ne pas voter même si la participation est obligatoire.
Rappelons également que l’unitarisme, dont le B.U.B. est l’unique porte-parole politique, est le plus grand courant en Belgique. En d’autres termes, des millions de Belges sont volontairement réduits au silence. En revanche, les représentants du séparatisme, qui n’est souhaité que par 10 % des Belges au maximum, bénéficient d’une couverture médiatique quotidienne et massive.
Quoi qu’il en soit, le B.U.B. continuera à se battre pour la libre circulation des idées à travers les médias et l’organisation d’élections transparentes et libres, qui pourront être contrôlées par une commission électorale à créer. Les partis devraient bénéficier d’une accès médiatique égal et au minimum les nouveaux partis devraient bénéficier d’une couverture médiatique raisonnable. Le financement des partis devrait également être aboli (en particulier pour les partis anti-belges), ou du moins réduit à des proportions acceptables.
DER PARTIKRATIE HAT DIE DEMOKRATIE GETÖTET
Am 1. April 2003 – also vor zwanzig Jahren – verweigerte der Staatsrat, die höchste Verwaltungsinstanz Belgiens, der B.U.B. den Zugang zu den so genannten öffentlichen Medien. Diese Entscheidung stand im Widerspruch zu den Grundsätzen eines demokratischen Rechtsstaates. Zwei Jahrzehnte später bleibt das partikratische Monopol in den audiovisuellen Medien unangetastet.
In einer Klage der B.U.B. gegen die RTBF – d.h. die angeblich “öffentlichen” französischsprachigen Medien – entschied der Staatsrat in einem Urteil vom 1. April 2003, dass der Antrag der B.U.B. auf Zugang zu den Medien während der Wahlperiode unbegründet war.
Die damals neu gegründete B.U.B. hatte sich mittels der Staatsrat an die RTBF gewandt, um während der Wahlperiode einen umfassenden Zugang zu den Medien zu erhalten. Dieser relativ bescheidene Antrag wurde jedoch vom Rat mit der folgenden halluzinatorischen Begründung abgelehnt:
“dass die beobachteten Stimmenverschiebungen von einer Wahl zur nächsten im Allgemeinen bescheiden ausfallen, was dazu führt, dass die im Parlament vertretenen Parteien warscheinlich weiterhin die Stimmen einer beträchtlichen Anzahl von Wählern auf sich ziehen und daher Wahlsendungen, an denen diese Parteien teilnehmen, mehr Aufmerksamkeit erregen würden als solche, an denen nur Vertreter von noch nicht vertretenen Parteien teilnehmen. Dass diese Parteien ebenfalls warscheinlich nur eine bescheidene Anzahl von Stimmen auf sich ziehen würden und ihre Teilnahme an Wahlsendungen weniger Interesse auf sich ziehen würde. Daher scheinen die in der Wahlordnung der [öffentlich-rechtlichen] Rundfunkanstalt genannten Regeln ihrem Ziel angemessen zu sein.”
Dies ist eine Folge von unbewiesenen Annahmen.
Die Tatsache, dass der Staatsrat, die höchste Verwaltungsinstanz Belgiens, der Ansicht ist, dass die Wahlen jedes Mal die Macht der Partikratie bestätigen, ist besorgniserregend. Außerdem fügt er hinzu, dass die neuen Parteien automatisch “weniger Interesse wecken” als die traditionellen Parteien. Dies ist eine unbewiesene und höchst fragwürdige Behauptung, wenn man zum Beispiel den derzeitigen Erfolg der PVDA-PTB nach nicht weniger als 50 Jahren (!) politischer Tätigkeit betrachtet. Beunruhigend ist auch die Annahme, dass Wahlen nur geringfügige Stimmverschiebungen bewirken würden. Doch 2003 hatten Parteien, die nicht zu den drei “traditionellen” politischen Familien gehörten, zusammen 24 der 150 Sitze in der Abgeordnetenkammer. Im Jahr 2014 waren es 53 und 2019 werden es 65 sein. Gehört auch dies zu den sogenannten “kleinen Stimmverschiebungen“?
Eine solche Entscheidung zeigt deutlich, dass das derzeitige System so gut wie abgeschlossen ist und dass die Demokratie nur ein Schauspiel ist.
Diese Situation verstößt gegen Artikel 3 des ersten Protokolls der Europäischen Menschenrechtskonvention (EMRK), das die Unterzeichnerstaaten – darunter auch Belgien – verpflichtet, freie und faire Wahlen zu organisieren.
In Belgien versagt das Wahlsystem: Die üppige Finanzierung der politischen Parteien (75 Millionen Euro pro Jahr, De Tijd, 26. Oktober 2022) und der extrem ungleiche Zugang der politischen Parteien zu den Medien veranschaulichen dies sehr anschaulich. Wir erinnern uns daran, dass die B.U.B. an den Wahlen 2003, 2004, 2007, 2009, 2010, 2012, 2014 und 2019 teilgenommen hat und dennoch in all dieser Zeit weniger Berichterstattung in den audiovisuellen Medien erhalten hat als die N-VA-Separatisten an einem einzigen halben Tag.
Der Vorrang der etablierten Parteien – einschließlich der offentlich anti-belgischen Formationen – ist quasi absolut. Neue Parteien werden von den Medien völlig ignoriert. Außerdem wissen wir nicht, ob die Wahlvorgänge selbst ehrlich sind, was im Falle der elektronischen Stimmabgabe unmöglich zu überprüfen ist. Aber wir wissen, dass die Zeit vor den Wahlen von so vielen Ungleichheiten durchsetzt ist, dass die Wahl selbst zwangsläufig eine Farce ist. In einem solchen System ist es legitim, nicht zu wählen, auch wenn es eine Anwesenheitspflicht gibt.
Wir erinnern daran, dass der Unitarismus, dessen einziges politisches Sprachrohr die B.U.B. ist, die größte Strömung in Belgien ist. Mit anderen Worten: Millionen von Belgiern werden mutwillig zum Schweigen gebracht. Aber die Vertreter des Separatismus, der nur von höchstens 10 % der Belgier gewollt wird, erhalten täglich eine massive Medienberichterstattung.
In jedem Fall wird sich die B.U.B. weiterhin für die freie Verbreitung von Ideen durch die Medien und die Organisation von transparenten und freien Wahlen einsetzen, die von einer noch einzurichtenden Wahlkommission überwacht werden können. Parteien sollten gleichberechtigt in den Medien vertreten sein und zumindest neue Parteien sollten eine angemessene Medienpräsenz haben. Die Parteienfinanzierung sollte ebenfalls abgeschafft (insbesondere für antibelgische Parteien), zumindest aber auf ein akzeptables Maß reduziert werden.
